zondag

Muzodag 4

OVSG

De sessie in de voormiddag werd gegeven door Eric De Witte die uitleg kwam geven over het leerplan OVSG (onderwijs voor Steden en gemeenten) voor het onderdeel Muzo. 

De powerpoint die hij voorbereid had, begon met de vraag: "Wat kan je met een paperclip doen?". Er kwamen ongeveer 5 verschillende antwoorden: figuren maken, meerdere aan elkaar hangen en er een figuur van maken, een ketting van maken, papier vasthouden en er geluid mee maken. Naar deze vraag was onderzoek gebeurd bij kinderen. Uit dat onderzoek bleek dat jonge kinderen veel meer mogelijkheden zagen dan wij. Naarmate ze ouder werden, verminderde hun creatieve brein. 

Na dit kregen we de oefening om aan het woord 'Letterreek', 1 letter toe te voegen maar het mocht niet de letter 's' zijn. We kwamen maar traag op gang, omdat we direct zoeken naar bekende woorden, maar dit lukte niet en had Eric ook niet vermeld dat dit nodig was. We  moeten dus eens verder zoeken dan het mogelijke. 

Hierna werden de ontwikkelingsdoelen van Muzo uitgelegd: 
- creatieve en expressieve ontwikkeling
- dynamisch-affectieve ontwikkeling
- psychomotorische ontwikkeling
- sociaal-emotionele ontwikkeling
- cognitieve ontwikkeling
Op al deze vlakken moet in Muzo aan gewerkt worden. 

Hierna werd de werking van het muzisch proces uitgelegd. Je kan vanuit impressie, door gebruik van middelen komen tot expressie en de reflectie op het product en het proces. Als voorbeeld van impressie werd een leerwandeling gebruikt. Het is dus een ervaring of een waarneming die je daar gemaakt hebt. Dan heb je dus middelen nodig (verf, muziekinstrumenten,...) om je impressie vorm te geven. Wanneer dit gebeurd is, kom je tot expressie. Dit kan een toonmoment zijn, een voorstelling of tentoonstelling. Na heel dit gebeuren moet je reflecteren! Je kan gebruik maken van reflectiekaarten. Hier wordt telkens 1 aspect benadrukt, maar jij als leerkracht moet zelf beslissen over welk aspect je gaat reflecteren. Enkele voorbeelden van aspecten zijn: inzet, betrokkenheid, begeleiding, je eigen werkstuk, het werkstuk van een ander,...

Eric De Witte had ook 3 assistenten bij: 1 juf uit het 1ste leerjaar, 1 uit het 6de leerjaar en een directrice die vroeger ook les heeft gegeven. 

De juf uit het 6de leerjaar legde uit hoe ze met kunstwerken in de klas werkt. Dit doet ze aan de hand van 5 brillen: DE BRILLEN VAN PARSONS. Dit is een soort kijkwijzer om naar een kunstwerk te kijken. 
Bril 1: associatie (indruk)
Bril 2: voorstelling (wat zie je)
Bril 3: expressie (wat roept het bij je op)
Bril 4: leerbaar (wat weet je erover)
Bril 5: eigen mening (je mening)

Bij elke bril hoort een blad met enkele richtvragen. Zo begint het bij wat je indruk is, tot wat vind je van het schilderij. 
Nadien werd uitgelegd wat je nu eigenlijk met de verschillende domeinen (drama, beeld, muziek, muzisch taalgebruik en bewegingsexpressie) van muzische vorming kan doen. 
Je kan domeinoverschrijdend werken waarbij je een aantal domeinen samenneemt. Je kan over een schilderij van spreekwoorden ook werken bij Nederlands, over een leerwandeling aan zee kan je golven tekenen en nadoen. 
Na dit kregen we een gedicht van een kind te zien over een wolk. Als eerste gingen we de brillen van Parsons erop toepassen en het beschouwen van het gedicht met de tekeningen. Dan luidde de opdracht om er een muzische activiteit bij te verzinnen. We kwamen tot de ideeën om met de kinderen naar buiten te gaan en een foto van de wolken te trekken, om een ballon op te laten met een tekstje aan en als laatste om een kader aan het raam te hangen en te vragen wat ze nu zien door de kader. 

Nadien kregen we een interessant voorbeeld van Kidscam te zien, dit is heel leuk om bij media te doen. Dit is een organisatie die naar je klas komt met professioneel materiaal om de leerlingen een animatiefilm te laten maken. 
Wanneer je dit niet gebruikt kan je ook zelf een animatiefilm maken met de leerlingen aan de hand van een stop-motionfilm. Als impressie keken we naar Gromit, als beschouwing was het de bedoeling dat leerlingen gingen achterhalen hoe het werkt en hoe het dus gemaakt wordt. Bij middelen gaan de leerlingen eigenlijk zelf aan de slag en experimenteren. Ze maakten heel veel foto's waarbij ze telkens iets heel kleins veranderen. We zagen ook een voorbeeld van een bol klei die gemanipuleerd werd tot worm, bol, vuurwerk,... Als vormgeving maakten ze het filmpje en tot slot reflecteerden ze de filmpjes van elkaar. 

Dan legde Eric ons de muzische speeltuin uit. Dit zorgt ervoor dat alle domein eens aan bod komen in het lager onderwijs. Voorbeelden: werken met zand, zingen, tekenen, schilderen, ... Dit wordt door alle leerkrachten ingevuld en doorgegeven aan de leerkracht van het volgende leerjaar. Zo kunnen ze zien wat nog niet aan bod gekomen is. 

Dit is zeker bruikbaar in de lagere school. Een voorbeeld dat we zagen in een klas was de beeldoctopus. Deze werd in de klas gehangen en telkens als ze iets rond beeld gedaan hadden, werden de armen langer gemaakt met de dingen die ze in het schooljaar maakten. 

Dan werd uitgelegd hoe we konden reflecteren en evalueren. 
Reflecteren deden ze aan de hand van 9 kaarten. 









Per les kan je 1 kaart gebruiken, maar dit hoeft zeker niet elke les. Je kan de vragen knippen, in een pot steken en elke leerling 1 vraag laten trekken. Nadien verwoorden ze hun antwoord. 

Bij evalueren krijgen de leerlingen de kans om te passen, en het duurt maximum 10 minuten. Je moet beginnen met iets positiefs, dan eventueel een werkpuntje en terug eindigen met een werkpuntje. 
Dan toonden de 2 leerkrachten hun evaluatiekoffer.
6de leerjaar:
microfoon, emotiewaaier, woordenwaaier, pluimen, barometer, kleurenwaaier, posters/foto's, ren je rot (werk zoeken dat je aanspreekt). 

1ste leerjaar:
fruit, dieren, pluimen, gouden penseel, duimen, groene en rode kaarten, emoties, kettingen in kleuren en schilderijen. 

Tot slot kregen we nog een groepsopdracht rond het verhaal: 'Het land van de grote woordfabriek'. We moesten een lesfiche maken rond 1 domein. Wij hebben voor beeld gekozen. Als sfeerschepping gaan we het verhaal voorlezen, dan werden de leerlingen in groepen verdeeld en kregen ze 1 letter van het woord 'woordfabriek'. Het was de bedoeling dat ze een woord zochten met deze letter en zo de letter versieren aan de hand van dit woord. Bijvoorbeeld: De letter w, dan denken ze aan water en maken ze de letter 'w' in de vorm van een waterdruppel. De leerlingen mochten zelf kiezen welke techniek ze gingen gebruiken om de letter te maken. Nadien volgt een toonmoment van hun letter. 

Toonmoment

In de namiddag mochten we werken aan een toonmoment voor in Dworp. We kregen allemaal een puzzelstuk en per 4 vormden we zo een foto. Aan de hand van die foto moesten we ons toonmoment maken. We moeten zoveel mogelijk domeinen integreren. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten